Herinneringen aan de hooitijd
Venstervrijen was een traditie die al sinds mensenheugenis in deze streek bestond. De vader van het meisje liet dan een luik openstaan waardoor de knaap in het nachtelijk uur schielijk naar binnen kon glippen.
Maar ook de hooitijd- wanneer iedereen te velde ging om samen te oogsten- bood mogelijkheden voor het heimelijk minnespel.
De hooitijd was een periode van ongekende samenhorigheid. Het hele dorp werkte samen, als bijenvolk, een organisme.
Eerst waren het de mannen die met de zeis het lange gras maaiden. Met trage, gelijkmatige bewegingen gingen ze door het veld totdat er geen halm meer overeind stond.
Als de verzengende zomerzon zijn werk had gedaan en het gras glanzend goud op de velden lag liep het hele dorp uit om te helpen met de oogst.
Vrouwen, kinderen, meisjes en jongens, iedereen droeg zijn steentje bij. De gemeenschap was zich er terdege van bewust dat dit moment was waarop ze zich op schrale tijden moesten voorbereiden. De schaduw van de komende winter lag altijd over het landleven, zelf in het midden van de zomer. De hooivoorraad moest voldoende zijn om de dieren, ook wanneer de grond bevroren was, te voeden.
De hooibergen rezen dan in korte tijd huizenhoog in het landschap op. De geur van gedroogd hooi, de warmte van de zon, de lange dagen maakte het de mooiste tijd van het jaar. Een tijd waarin de wereld wel verguld leek met een goudglans.
Het was een periode van hard werken, lange dagen, maar ook van plezier en romantiek. Dit was ook de tijd waarin jongens en meisjes die huwelijksleeftijd naderde, elkaar vrijelijk konden ontmoeten. Ze werkten zij aan zij in de velden en de meisjes brachten het middageten.
Tijdens deze rustpunten in de dag werd er gepraat, gelachen, gestoeid en soms zelfs heimelijk gevoosd.
Ook dan knepen de vaders, die gewoonlijk hun dochters niet in de buurt van het andere geslacht lieten komen, een oogje toe. Wanneer het werk erop zat, en de volwassenen huiswaarts gingen, bleef de jeugd vaak nog wat hangen en onder de sluier van de vallende avond bloeide her en der als kalverliefdes op.
En op zo’n avond gebeurde het dat Jan met zijn vrienden-ze waren nog jongens toen- wat na bleven praten. De nacht was nog lang en zwoel en hun bedstedes zouden nog te warm en benauwd zijn om te kunnen slapen.
Herinneringen aan de hooitijd
Reacties
Een reactie posten