De slang

 


Ze zag de wereld nu in al haar verfijnde schoonheid. De libelle, de ragfijne vleugels trillend boven gladde waterblad, de sproeten rond zijn neus, de waterdruppels als parels op zijn blanke huid, alles kwam haar met een ongekende helderheid voor. Het was alsof heel de wereld even haar adem inhield voor wat er nu komen ging.

Hun lippen waren nu zo dicht bij elkaar dat zijn warme adem haar koele huid streelde. Toen versmolten hun monden in een hete kus.

Onbeholpen botsten hun lichamen gewichtloos tegen elkaar. In het water werden de grenzen vloeibaar, ze dansden een gewichtloze dans. Ze gleden over elkaar heen, dreven van elkaar weg, alsof ze twee polen waren die afwisselend tot elkaar aangetrokken en door elkaar afgestoten werden.

Herinneringen aan de hooitijd


Reacties

Populaire posts van deze blog

Steun me

De slang